OLV
BannerHome | Over ons | Contact | Bestuur

 

 

Reader Laad hier u reader

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Kerkscheepje

NH-kerk Watergang

Kerkscheepje
Scheepsmodellen behoren in ons land tot minder bekende kerksieraden. Wel worden zij dikwijls vermeld in de kerkarchieven. Deze vermeldingen zijn echter minimaal. Voor de Reformatie in de 16e eeuw, werden deze scheepjes vaak als "votief "geschenk aan de kerk geschonken. Een votiefgeschenk is vaak een soort van tegenprestatie voor een op een bovennatuurlijke verkregen uitkomst. Toch moet er nog veel onderzoek verricht worden om tot een beschrijving te komen van zo een "kerkmodel"

Het meest bekende werk die deze scheepsmodellen beschrijft is het boek "Scheepsmodellen" in Nederlandse kerken" door J.M.G. van der Poel. Ook voor dit artikel een belangrijke raadpleegbron. Maar eerst een kleine introductie over het ontstaan van deze modellen en welke bouwwijzen er werden gevolgd door de makers van deze schepen.
Verreweg de meeste scheepjes bevinden zich thans in de Hervormde kerken. Uit onderzoek blijkt dat deze traditie ontstond vanuit de traditie in de Gereformeerde kerk. Deze verloor in de Franse tijd haar positie van "heersende kerk", zoals de staats regeling van 1798 het uitdrukte. Sindsdien verleende de overheid gelijke bescherming aan alle kerkgenootschappen.
Geestelijk goederen en fondsen werden genationaliseerd, maar alle andere kerkelijke goederen die door schenking, aankoop of testamentaire beschikking waren verkregen, mochten worden behouden, dus ook de scheepjes. Na de bevrijding in 1813 kreeg de Gereformeerde kerk haar bevoorrechte positie niet terug en in 1816 werd haar bestuursorganisatie bij koninklijkbesluit ingrijpend veranderd. Sindsdien luidde haar officiële naam Nederlandse Hervormde Kerk. De Hervormde kerk is dus een rechtstreekse voortzetting van de Gereformeerde kerk uit de tijd van de republiek. Bij de afscheiding van 1834 traden een groot aantal rechtzinnige leden, die zich niet met de nieuwe kerkorde konden verenigen en zich zelf als de ware Gereformeerden beschouwden, uit de Hervormde kerk. In 1834 werden de Gereformeerden gedwongen afstand te doen van het recht op kerkelijke goederen van de Hervormde kerk. Dien tengevolge bleven de scheepjes Hervormd bezit. In de niet-calvinistische kerken (de Lutherse en remonstrantse, en de doopsgezinde vermaningen) heeft de gewoonte om scheepjes te schenken nooit bestaan. De enige uitzondering is het schokkermodel dat in 1860 aan een Gereformeerde kerk op Urk werd geschonken. Het zou te vervoeren om hier er verder op in te gaan.

In de 17e eeuw werden de scheepsmodellen in de kerken aangeduid met termen als "hangscheepje" en "sierscheepje", terwijl men in later tijd ook wel de term "balkhanger" in de kerkelijke archieven tegenkomt. In verreweg de meeste gevallen gebruikten de kerkmeesters de termen "sceepen", "schepien" of "scheepje" Met deze verkleinende woorden werd aangegeven dat het om een model ging en men niet met een echt schip te maken had.
De namen van de bouwers en de schenkers van de scheepjes zijn meestal niet bekend. Alleen bij de recente modellen is maker en de schenker soms bekend.

Het blokmodel
De naam zegt het al een beetje, de oudste scheepjes werden gemaakt van een massief blok hout. Deze methode was veel minder tijdrovend dan het bouwen op spanten, over spanten, verderop in dit artikel, wat meer hierover. De "blok" methode was eigenlijk voor iedereen goed bruikbaar die enigszins met een beitel en hamer om konden gaan. Zeker als men een zachte houtsoort gebruikte. Ook het gewicht van een zachte houtsoort was belangrijk, het scheepje moest wel opgehangen kunnen worden. Een blokmodel kan een scheepsvorm goed weergeven. De romp kreeg aan de onderzijde een veel nauwkeuriger bewerking dan aan de bovenzijde. Men keek er immers van de onderkant tegen aan. De verhoudingen waren dan ook meestal daaraan aangepast. Zo was vaak het onderschip te ondiep en de masten te lang. Zo ook het scheepje in de kerk van Watergang. De gedachte hierachter zou kunnen zijn dat dit opzettelijk door de bouwer was gedaan. Als men vanaf de onderzijde naar boven keek, kon het optische bedrog zeker een rol spelen. Men kon dan toch ongeveer het scheepje in de juiste verhoudingen waarnemen. Weliswaar kan men van de bouwers van de modellen niet verwachten dat zij theoretische kennis van perspectiefleer hadden, maar hun ervaringskennis moet niet worden onderschat. Een mooi voorbeeld is dat op echte schepen de vlag op de kampanje (achterschip) veel kleiner is dan de vlag in de grote mast. Zoals Cornelis van Yk in de 17e eeuw al stelde: "d'ondervinding leerde dat de dingen, die ons oog nader komen, naar maate grooter sulle schijnen, als die meerder afstand daar van hebben" Dit was natuurlijk elke zeeman bekend.
De "hang"scheepjes werden dus gemaakt zoals de zeeman het beleefde en zag.
Blokmodellen kunnen worden onderscheiden in massieve en in uitgeholde modellen. Bij de eerste categorie werd de romp hooguit enkele centimeters uitgehold. Bij de tweede categorie werd het blok geheel uitgehold. Deze methode werd dikwijls toegepast bij modellen van spiegelschepen, die een platte achterkant bezaten. Men verwijderde dan niet alleen het inwendige van de romp, maar ook het hout op de plaats waar de spiegel moest komen. Later werd de platte spiegel dus aangebracht. Ook het scheepje van Watergang is op deze manier tot stand gekomen.

schip

Spantmodellen
Een spantmodel werd eigenlijk net als het echte schip uit losse onderdelen (spanten) opgebouwd. Het begon met de kiel en zandhout en van daaruit werden de gebogen spanten aangebracht. Deze spanten werden zelden uit één stuk gemaakt maar samengesteld uit verschillenden delen. Bij sommige scheepsmodellen werd dit niet toegepast, daar werden de spanten uit één stuk hout gezaagd. De scheepshuid (gangen)werd dan plank voor plank gebogen en aangebracht. Men onderscheidde twee typen van beplanking. De "karveel" wijze,
dat is de gladde bouwwijze en het overnaads aanbrengen van de gangen. Kijk maar eens naar de Vikingschepen, die zijn nog altijd het mooiste voorbeeld van een overnaadse bouwwijze.
We zullen er hier niet verder op ingaan, we kunnen hier alleen al een "Croosduyker" over vol schrijven.

Het scheepje van Watergang
In sommige publicaties wordt gesteld dat het bouwjaar van het scheepje rond 1642 moet liggen, dit is echter het bouwjaar van de kerk. De vermoedelijke bouwer is ene Pieter Vroom.
Het scheepje van Watergang heeft een samengestelde boegspriet. Dit was in het midden van de 17e eeuw niet gebruikelijk. De samengestelde boegsprieten kwamen na 1700 in zwang.
Ook is het mogelijk dat de boegspriet tijdens een "restauratie" is aangepast.
Als u goed naar de foto kijkt ziet ook nog een ra op het achterste deel van de boegspriet liggen. De bouwer heeft dit waarschijnlijk bedoeld als penterbalk (kraanbalk), maar is technisch niet juist. Ook ziet u in de grote- en bezaansmast, net onder de mars, een vreemde knik, wat hier de bedoeling van was niet geheel duidelijk. De bouwers van deze scheepjes veroorloofden zich wel meer vrijheden. Het ging uiteindelijk om het visuele resultaat. Ook de ankers behoren niet op deze wijze te worden weergeven. Het is niet te achterhalen of dit met latere "restauraties" is gebeurd, of dat de bouwer het zo wel mooi vond. Dit type schepen waren niet op deze manier van ankers voorzien, ze hadden aan de voorzijde sowieso vier ankers. Het scheepje is vermoedelijk een Oost-Indiëvaarder, alhoewel de VOC-kenmerken niet aanwezig zijn. Ook is het nog mogelijk dat het een West-Indiëvaarder is. Het is een twee dekker met 42 stukken geschut, een kenmerkend type schip van omstreeks 1725. Het is een hangend blokmodel van 80 cm. De schaal is moeilijk vast te stellen omdat het vermoedelijk om een niet bestaand schip gaat. Daarbij komt nog dat men in die tijd allerlei maatvoeringen had. De Amsterdamse- en Rijnlandse voeten waren de meest bekende. Het scheepje van Watergang is niet uitgerust met zeilen. De oudste vermelding van het scheepje komt uit de kerkmeesterrekeningen die vanaf 1722 bewaard zijn gebleven, is van 5 september 1772. Deze vermeld "Uytschot voort Schip aan Cornelis Brouwer voort repareren". (Archief Hervormde gemeente Watergang, inv.nr.164. Streekarchief , Purmerend Waterland). In de inventaris van kerkelijke goederen van 19 april 1822 wordt het model aangeduid als "Een balkhanger, zijnde een klein scheepje". In sommige publicatie wordt het scheepje gedateerd op 1642, maar dat is niet waarschijnlijk. De uitvoering van het model duidt op vroeg 18e eeuws. Ik schat zelf rond 1725. Het scheepje bezit ronde marsen en dit wijst er op, evenals de vorm van de romp dat deze constatering juist is. Ook de publicatie van J.M.G. van der Poel wijst in deze richting.
Het schegbeeld is een vergulde leeuw. Op het roer staat een verguld mensenhoofdje. Ook op de spiegel is het verguldsel niet gespaard. Op echte schepen was dit niet zo. Vaak werden deze versieringen met gele verf beschilderd. Alleen bij jachten werden, en heel soms bij vlaggenschepen verguldsel toegepast. Een schip was een werktuig dat in de eerste plaats geld moest verdienen. Bij oorlogsschepen (in die tijd noemden men deze "schepen van gewelt") kwam verguldsel zelden voor. Je kon er namelijk prima je geschut op richten. Het scheepsmodel model in Watergang is heel gedetailleerd uitgevoerd. De spiegelbekroning bestaat uit twee dolfijnen, waartussen een wapenschild , helaas is dit overgeschilderd zodat het niet meer herkenbaar is. Tussen de twee hoekmannen ziet men het wapen van landsmeer, echter zonder de gebruikelijke zeven pijlen. De dekken zijn glad afgewerkt en de kampanje heeft overnaadse zijkanten. De romp van het goed onderhouden scheepje is geheel groen geschilderd. De voorsteven is naar de kansel gericht.

Volgens overlevering zou het scheepje voor de kerk gemaakt zijn door de Watergangse zeeman Piet Vroom die als weesjongen naar zee was gegaan. Pieter Jacobsz. Vroom uit Watergang voer als scheepsjongen op de koopvaarder Sint Jacob, toen dit schip op 23 januari 1668 in de Middellandse Zee werd overmeesterd door Barbarijse zeerovers. Ruim twee weken later werd de 16-jarige Pieter in Algiers als slaaf verkocht. Een wel heel ellendige afloop van zijn, misschien wel eerste, zeereis. Zijn moeder, Welmoet Pieters geheten, moet in alle staten zijn geweest. Ze was kort daarvoor weduwe geworden. Haar man was zeeman op de oorlogsvloot geweest, maar had tijdens de zeeoorlog met Engeland het leven gelaten en zij was achtergebleven met acht kinderen. Welmoet zat echter niet bij de pakken neer en wendde zich tot "de burgemeesters en regeerders" van Landsmeer en Watergang. En die op hun beurt richtten zich tot de Amsterdamse admiraliteit, die net besloten had oorlogsschepen naar de Middellandse Zee te zenden. Namens Welmoet Pieters werd verzocht om ook de naam van haar zoon toe te voegen aan de lijst van vrij te kopen "Nederlandtse slaven".
De oorlogsschepen zouden het geld daarvoor kunnen verdienen door zelf zeerovers gevangen te nemen en deze "Turcken en Moren" op hun beurt te verkopen. "Dat Godt wil geven", werd er door de dorpsbestuurders nog aan toegevoegd. Maar Pieter Jacobsz. Vroom werd uiteindelijk niet door de oorlogsschepen van de Amsterdamse admiraliteit bevrijd. Want in 1671 stelde de Watergangse burgemeester Sijmon Jansz. Jannevaers zich samen met Jan Klaasz Roele alsnog borg voor de vrijkoop van Pieter Jacobsz. Vroom. De joodse koopman en Algerijnse resident in ons land Louis d'Azevedo werd gevraagd te bemiddelen. Hij moet daarin succes gehad hebben. Want in het kerkje van Watergang hangt aan het gewelf een scheepsmodel, waarvan het verhaal gaat dat het door Pieter Jacobsz. Vroom gemaakt is en als dank voor zijn bevrijding aan de kerk geschonken is.

Bronnen:
"Scheepsmodellen in Nederlandse Kerken" Dr. J.M.G. van der Poel
"Historische Scheepsmodellen" W. zu Mondfeld
Vereeniging Nederlandsch Historisch Scheepvaart Museum
“Wie was wie in Watergang” door Mr. dr. R.G. Louw
Kleurenfoto: P.H. Louw

Henk van Breemen


NH-Kerk

N. H. Kerk - 1904
Dorpsstraat 28
Landsmeer

Brug

Dorpsstraat - Noordeinde
Brug "Dikke Jan"
Men kijkt op de Dorpsstraat 2

 

vrij